Neder-over-Heembeek

Moulin à l’Eau Saint-Michel – Sint-Michielswatermolen

Chaussée de Buda / Budasteenweg – Neder-over-Heembeek

Archieven : Stadsarchief Brussel – Lias 677. Stedelijke molen en nr 793 Kaartboek van de Rofroissart 1661

Fonction / Functie : Moulin à Maïs / Korenmolen, Moulin à Malt / Moutmolen

Construction / Gebouwd : 1654-1655

Disparue / Verdwenen 1876, Démolis le bâtiment Moulin / Sloop molengebouw

Histoire – Geschiedenis :

Le Moulin à l’Eau Saint-Michel était un moulin à eau avec une roue inférieure sur la Senne, entre Bruxelles et Vilvorde, entre le canal et la Senne, en face du Château Mariensart (l’ancien Crayenhove), où se trouvait plus tard la cokerie du Marly, aujourd’hui démolie. L’avenue qui descendait perpendiculairement du Château Mariensart qui menait à la chapelle Saint-Lendrik, ou à sa place d’origine.

De Sint-Michielswatermolen was een watermolen met onderslagrad op de Zenne, tussen Brussel en Vilvoorde, tussen de vaart en de Zenne, rechtover het Kasteel van Mariensart (de vroegere Crayenhove), waar later de nu afgebroken cokesfabriek van de Marly stond. De dreef die loodrecht van het Kasteel van Mariensart naar beneden ging, liep naar de Sint-Lendrikskapel, maar dan wel op haar oorspronkelijke plaats

Le 05/06/1654, la Cour des Comptes a autorisé la Ville de Bruxelles à mettre en place un moulin à eau pour grains et malt,  mais en raison de la résistance de l’Archiduc Léopold, un brevet était requis le 21/10/1655. Le moulin est clairement visible sur une image du livre de cartes de Jan de Refroissart de 1661.

De Rekenkamer gaf op 05/06/1654 de toestemming aan de Stad Brussel om een watergraan- en moutmolen op te richten, maar wegens verzet van Aartshertog Leopold was er een octrooi nodig op 21/10/1655. De molen is goed te zien op een afbeelding uit het kaartboek van Jan de Refroissart uit 1661.

Le 07/09/1662, une autre autorisation a suivi pour placer un Moulin à Roue supplémentaire pour entraîner un Moulin à Foulon. La ville a fait transférer le mécanisme de son Moulin à Foulon à Weerde, car Heembeek était situé plus près de Bruxelles. En 1679, cependant, le mécanisme fut de nouveau transféré à Weerde, parce que le Moulin à Foulon de Heembeek ne fonctionnait apparemment pas correctement en raison d’un manque d’eau.

Op 07/09/1662 volgde nog een toelating om een molenrad bij te plaatsen voor de aandrijving van een Volmolen. De stad liet het mechanisme overbrengen uit zijn Volmolen te Weerde, omdat Heembeek dichter bij Brussel was gelegen. In 1679 werd het mechanisme echter opnieuw naar Weerde overgebracht, omdat de volmolen te Heembeek, vanwege watergebrek, blijkbaar niet goed werkte.

Le comte de Nederheembeek de 1702 confirme que le moulin appartenait à la Ville de Bruxelles. À l’époque, le Meunier était Peeter vanden Dael : “Peeter vanden Dael, molder, sijne vr(auw)e, woonende op Ste-Michiels molen toebehooren(deà aen de stadt Brussele en(de) aldaer dienende als steckhueder volgens de medegaen(de) declaratie vanden greffier der voorsch(reve)ne in date 4 augti 1702 get(eeckent) de Fraije, vuijt die redenen pretend(eer)t den selven alleenelijck maer te geven 1-0, dus moet den selven vuijtgetrocken tenwaere de heeren Staeten tselve anders gelieffven te reguleren dus hier .. 1 Jongen van 12 jaeren. 1-0”.

In de telling 1702 van Nederheembeek wordt bevestigd dat die molen van de Stad Brussel was. Molenaar was toen Peeter vanden Dael : Peeter vanden Dael, molder, sijne vr(auw)e, woonende op Ste-Michiels molen toebehooren(deà aen de stadt Brussele en(de) aldaer dienende als steckhueder volgens de medegaen(de) declaratie vanden greffier der voorsch(reve)ne in date 4 augti 1702 get(eeckent) de Fraije, vuijt die redenen pretend(eer)t den selven alleenelijck maer te geven 1-0, dus moet den selven vuijtgetrocken tenwaere de heeren Staeten tselve anders gelieffven te reguleren dus hier .. 1 Jongen van 12 jaeren. 1-0”.

Un dessin de FJ. Derons porte l’inscription en main : “Dit is den moethmeulen onder weegen Vilvoorden op de Vaert, 1731”. Un dessin de lave de P. Vitzthumb de 1789 intitulé : “Moulin à l’Eau dit de St-Michel entre Vilvorden et Marli, appartenant à la Ville de Bruxelles. On voit les 3 fontaines et l’Eglise de Vilvorde dans le lointain“  et donne une bonne impression de l’ensemble du complexe.

Een tekening van FJ. Derons draagt in handschrift het opschrift : “Dit is den moethmeulen onder weegen Vilvoorden op de Vaert, 1731”. Een lavistekening van P. Vitzthumb uit 1789 is getiteld : “Moulin à l’Eau dit de St-Michel entre Vilvorden et Marli, appartenant à la Ville de Bruxelles. On voit les 3 fontaines et l’Eglise de Vilvorde dans le lointain“ en geeft een goed beeld van het ganse complex.

Propriétaires / Eigenaars :

  • 1654-1655 : Ville de Bruxelles / Stad Brussel;
  • 1818, vente / verkoop : Gheude;
  • Voor 1834, propriétaire / eigenaar : Gheude, les enfants / de kinderen, meunier / molenaar à / te Overheembeek;
  • 09/01/1858, vente / verkoop  – enregistrement / registratie : Gheude Franciscus Philippus en Gheude Jaenne Cecilia;
  • 30/09/1867, vente / verkoop : The Belgian Public Works Company,  Londen (Notaire / Notaris Martroye).

Une demande de 1787 pour la conversion d’un moulin à fer a été rejetée.

Een verzoek uit 1787 tot omvorming in een ijzermolen werd afgewezen.

La Ville de Bruxelles vend le moulin en 1818 à la famille des industriels Gheuden. Lorsque Wauters écrivit en 1855, les bâtiments avaient déjà été rénovés et agrandis au-delà de toute reconnaissance. Le bâtiment du moulin a été acheté en 1867 par «The Belgian Public Works Company à London» pour permettre la cicatrisation de la Senne. Le bâtiment a été démoli en 1876. Les usines et les dépôts qui sont venus plus tard ont maintenant disparu pour la construction de la station d’épuration des eaux au Nord.

De Stad Brussel verkocht de molen in 1818 aan de familie van industriëlen Gheuden. Toen Wauters in 1855 schreef waren de gebouwen reeds onherkenbaar verbouwd en vergroot. Het molengebouw werd in 1867 aangekocht door “The Belgian Public Works Company te Londen” om de gezondmaking van de Zenne toe te laten. Het gebouw werd in 1876 gesloopt. De fabrieken en depots die er later kwamen zijn nu verdwenen voor de bouw van het waterzuiveringsstation Noord.